Villa Roxy in Blankenberge

Villa Roxy - Storytelling - 2HB

Ze is de laatste der Mohikanen. Een eenzame parel in die gigantische muur van beton aan de Blankenbergse dijk. Ze wordt weggedrumd, in de schaduw gezet, gekleineerd door de grauwe pilaren naast haar. En toch straalt Villa Roxy. Als een kleine, witte rebel dat een schattige middenvinger opsteekt. Zou de bewoner dat ook zijn?

‘Ziet u die werf daar?’ Sonja wijst naar een appartementsblok in aanbouw, vlak voor de pier. Het is grauw, hoekig en – net zoals alle blokken van Blankenberge – tien verdiepingen hoog. ‘Tot vorig jaar stond daar onze laatste compagnon. Ook een art decohuisje, nog mooier dan Villa Roxy ­eigenlijk. Iets smaller, met iets meer franjes. Ze hebben er de bulldozer tegenaan gezet.’

Ze blijft even kijken. Naar die muur van beton. In de jaren 80 is het begonnen, vertelt ze. Dan gingen de makelaars van deur tot deur. ‘Systematisch, van het ene pandje naar het andere, schoven ze op naar het einde van de dijk. Dat daar, naast ons, is begin jaren 90 verkocht voor 10 miljoen Belgische frank. Toen was dat veel geld, ja. Maar nu is dat 250.000 euro. Was dat dan een goeie investering, denkt u?’

‘Bij mij zijn ze ook geweest. De eerste keer: 500.000 euro. Een paar jaar later: 1,5 miljoen euro. Het gaat snel, ziet u. Maar ik zit hier goed, mijn appartement is véél ruimer dan al die nieuwe dingen die ze bouwen. Dus ik zei dat het me niet interesseerde.

‘Misschien iets liever in Knokke’

Sonja lacht fijntjes. Ze heeft zo’n gracieuze glimlach, waarbij haar lippen licht omhoog gaan en er kraaienpootjes verschijnen langs haar ogen. Eigenlijk past ze niet helemaal in Blankenberge. Ze is een deftige dame die in de u-vorm spreekt, kastelen bezoekt en antiek verzamelt. Tijdens de week woont ze in een mooi landhuis in ’s-Gravenwezel, maar elk weekend zoekt ze de zee op. ‘Misschien had ik liever gehad dat Villa Roxy in Knokke had gestaan. Maar soit, dat is een detail.’

Belangrijker is dat Villa Roxy van de familie is. Al negentig jaar lang, van toen het gebouwd werd in 1927. ‘Mijn grootvader was soldaat in Wereld­oorlog I en keerde terug met longproblemen. “Als je nog een tijd wil leven, heb je gezonde lucht nodig”, zei de dokter. Mijn grootmoeder – een madame van het initiatief – heeft dat direct geregeld. Ze verkocht alles in Antwerpen en richtte het pension “Villa Roxy” op. Het heeft zijn vruchten afgeworpen: mijn grootvader heeft nog tot 1951 geleefd.’

Villa Roxy was de familieplek

Het is de reden waarom Villa Roxy er vandaag nog altijd staat. Het is een familieplek. Haar grootmoeder, haar moeder, Sonja, haar dochter Axelle: allemaal beleefden ze hun zomers op de Blankenbergse dijk. ‘U begrijpt dat ik nogal ongevoelig was voor die makelaars die probeerden het huis te kopen.   Sonja glimlacht weer. ‘Er was ook helemaal geen reden om te verkopen. We zouden net vaker naar zee komen: ik was met pensioen, mijn echtgenoot bijna ...’ En dan stokt het gesprek. Sonja wordt gereserveerder, antwoordt in kortere zinnen. ‘Willy overleed in 2002. Heel plots, aan zijn hart. Een kransslagaderbreuk. Ik was erbij, ja. Maar dat is het verleden. Ik wil er niet over praten.’

Het balletje en de putt

Sonja wandelt graag aan zee. Al haar hele leven doet ze hier dezelfde wandeling: van Blankenberge naar Zeebrugge en terug. Vier kilometer. Het liefst zoals nu: op blote voeten over het strand. Het liefst met iemand, zodat ze een beetje klaps heeft. ‘Ik ben niet graag alleen. Die gedachte plots alleen te zijn, was enorm confronterend. Daar ben ik een beetje van gevlucht eigenlijk. Ik zocht Axelle vaak op, een jeugdvriendin ook. Ik heb me, vrij snel na de dood van mijn man, ook ingeschreven in de golfclub. Zeven dagen op zeven zat ik daar. Oefenen, oefenen, oefenen. Maniakaal. Ik werd goed, hoor. Die eerste jaren was ik met alle prijzen weg. Het was een soort van therapie. Als je golft, gaat het verstand op nul. Er is alleen dat balletje en die putt. Je mág niet aan het verleden denken. Dan speel je niet goed.’

‘Het voordeel was ook: die golfclub vulde mijn dag. Ik leerde daar mensen kennen, ik kon er iets eten, er is een bridgeclub. En ’s avonds was ik moe, zodat ik in slaap kon vallen. Ik ben niet iemand die bij de pakken blijft zitten. Er zijn mensen bij wie het doodsprentje na vijf jaar nog altijd op de schouw staat. Ik vind dat schoon, ik begrijp dat. Maar ik denk dan ook: dat brengt toch niets op? Kijk, ik zal mijn echtgenoot nooit vergeten. Maar ik praat gewoon niet vaak over hem. Dat is pijnlijk, confronterend. Ik vermijd dat. Het is mijn manier om het te verwerken.’

De sterke madammen

Zonder het te zeggen, is Sonja ergens wel trots op de manier waarop ze haar leven opnieuw in handen heeft genomen. Ze is een sterke vrouw, altijd geweest. Opgegroeid in de sixties, met een vleugje feminisme in zich. ‘Ik heb de tijd nog gekend dat een vrouw toelating moest krijgen van haar man om haar loon te ontvangen. Onwaarschijnlijk eigenlijk. Thuis heb ik nooit moeten vechten voor mijn onafhankelijkheid. Ik was enig kind, mijn ouders gaven me alle kansen. Vandaag hoor je vaak dat een kind broers en zussen nodig heeft, maar ik ben het daar niet mee eens. Als enig kind krijg je veel meer ruimte om jezelf te zijn. Ik heb nu drie kleinkinderen: Mathieu (11), Victor (8) en Amélie (6). Schatten van kinderen, alle drie. Maar ik zie wel hoe Amélie constant moet opboksen tegen haar broers. Vechten voor haar plekje. Als ze alleen bij mij is, zie ik haar openbloeien. Dan kan ze in alle rust zichzelf zijn.’

‘Mijn dochter Axelle was ook enig kind. In het begin miste ze die vechtlust. We gingen naar de Efteling, en op de carrousel liet ze zich door alle kindjes voorsteken. Als moeder vond ik dat moeilijk. Ik dacht: Potverdikke, kom nu toch eens op voor uzelf! Maar dat is eruit gegroeid. Vandaag is Axelle een heel zelfzekere madame.’

Misschien is dat ook de reden waarom Villa Roxy er nog altijd staat. De zelfzekere madammen in de familie Nys: van de bomma die de Villa oprichtte, tot Axelle. ‘Ik vind dat een van de belangrijkste pijlers van opvoeding: zelfzekerheid. Een mens moet altijd op zichzelf kunnen terugvallen. Dat heeft het leven me geleerd. Pas op: dat wil niet zeggen dat ik als kind mocht doen wat ik wou. Op mijn achttiende wilde ik kunstacademie doen, maar voor mijn ouders was dat geen optie. “Denk toch eens aan uw toekomst, kind!” Maar ja, wat weet een kind van achttien over de toekomst? Ze hebben me dan naar Engeland en Duitsland gestuurd, om mijn talen te leren. Ik heb er een goeie job aan overgehouden, aan het onthaal van een verzekeringsfirma. Achteraf bekeken ben ik mijn ouders daar heel dankbaar voor.’

‘Als ze nu vijf miljoen bieden’

Dochter Axelle springt nog even binnen met de kinderen. Ze heeft ook een appartement op de tweede verdieping van Villa Roxy. ‘Maar wij komen hier niet elk weekend. Je kent dat met die kinderhobby’s: scouts, voetbal, tennis, ballet … De weekends zitten nogal vol.’

Toch: als Axelle en haar mama filosoferen over een eventuele verkoop, is zij nog de meest emotionele. Sonja denkt pragmatisch: ‘Voor alles is een prijs. Als ze nu vijf miljoen bieden, dan wil ik daar gerust over praten.’ Axelle schudt het hoofd. ‘Ik ben daar principiëler in. Ik wil niet verkopen. Elke zomer van mijn jeugd heb ik hier doorgebracht. Een deel van mijn hart ligt hier.’

Vroeger was het mooier maar...

Sonja haalt nog een boek boven. Een fotoboek met honderden oude ansichtkaarten van Blankenberge, gekocht op de vele rommelmarkten en in de antiekwinkels die ze afschuimt. Ze geven een prachtig beeld van vroeger, toen de skyline niet hoger kwam dan Villa Roxy. Aan de dijk stond een velodroom voor kinderen, op het strand stond een rij ezeltjes waarop je even kon rijden. De gocarts avant la lettre.

‘Het was mooier, hé’, zegt Sonja. ‘Al was het niet per se beter. Die strandbars bijvoorbeeld, sommigen klagen daarover. Maar vroeger was je verplicht om in je badkostuum naar de plage te gaan, een windscherm mee te sleuren, en daar op een slechte klapstoel te zitten. De mensen zaten alleen buiten als het écht goed weer was. Nu zitten mensen een heel jaar door op het strand. Ze zetten zich uit de wind, bestellen een koffie, en de kinderen kunnen naast hen spelen. Dat is toch plezanter, niet?’
 

... maar de zee is gebleven

Eigenlijk is er maar één ding niet veranderd in al die jaren, zegt Sonja. Dat is de zee zelf. ‘Die geur, die frisse lucht die er al bij mijn grootmoeder was. Dat is voor mij vakantie. Thuis heb ik dat nooit, dan ben ik constant bezig met van alles en nog wat. Maar als ik hier op het strand begin te wandelen, dan gaat de knop af. Dan denk ik niet aan de toekomst. Ook niet aan het verleden. Dan gaat het verstand op nul

Bron : standaard.be