De onroerende voorheffing op uw tweede verblijf

Onroerende voorheffing tweede verblijf

Eigenaars van een tweede verblijf op Belgische bodem krijgen jaarlijks een aanslagbiljet voor de onroerende voorheffing toegestuurd. In de volksmond worden dergelijk biljetten ook al eens ‘grondlasten’ genoemd.

De onroerende voorheffing is dus, om het in een paar woorden te zeggen, gebaseerd op het geïndexeerde kadastraal inkomen (KI) van uw onroerend goed. Hoe hoog deze belastingfactuur oploopt, is afhankelijk van de stad of gemeente waar uw tweede verblijf gelegen is.

In het Vlaams Gewest bestaat de onroerende voorheffing uit een optelsom van drie delen.

Ten eerste geldt er een algemene basisheffing voor het Vlaams Gewest. Deze basisheffing wordt berekend door het basistarief (3,97% voor gebouwen) te vermenigvuldigen met het geïndexeerde kadastraal inkomen van uw onroerend goed.

Daarnaast spelen een deel opcentiemen voor de provincies en tot slot een deel opcentiemen voor de gemeenten mee. Zo’n opcentiem is in de algemene zin van het woord een door de provincies en gemeenten vastgelegde toeslag op een bepaald tarief. Zij bepalen de hoogte van deze opcentiemen, waardoor het belastingtarief plaatselijk kan verschillen.

In het Vlaams Gewest is er tevens een vermindering voor een energiezuinige nieuwbouw of na een ingrijpende energetische renovatie. De vermindering is afhankelijk van de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend. In hoeverre een gebouw energiezuinig is of niet, wordt door het E-peil bepaald.In het Brussels en Waals Gewest zijn er minder factoren die de totale som van de onroerende voorheffing beïnvloeden. Er is een algemene basisheffing van 1,25% voor de gewesten van kracht, en daarbovenop komen wederom de vastgelegde opcentiemen voor de provincie en gemeente.

Herlees hier het integrale artikel.

Bron: tijd.be